schaapscheerder

Nederlands

een schaapscheerder aan het werk
Uitspraak
Woordafbreking
  • schaap·scheer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schaapscheerder schaapscheerders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

schaapscheerder m [2]

  1. (beroep) iemand die voor zijn beroep schapen ontdoet van de dikke vacht
    • De Nieuw-Zeelandse Federatie van Boeren wil dat het scheren van schapen in competitieverband een olympische sport wordt. Een woordvoerster van de federatie zei vandaag dat de schaapscheerders een atletische topprestatie leveren en dat de sport daarom internationale erkenning verdient. [3] 
    • Nadat Peta beelden had verzameld van de scheerderijen in het Australische Victoria, werden de eerste schaapscheerders daar veroordeeld. ‘We zullen deze strijd winnen’, is Newkirk overtuigd. ‘De jongeren, zij hebben het in de gaten. Zij begrijpen het. En schapen zijn zo zacht, zo lief!’ [4] 
    • De kudde levert Blind nog niet genoeg op om van te bestaan. Omdat de markt momenteel niet al te best is en de prijzen onder druk staan, werkt hij er in het voorjaar bij als schaapscheerder. [5] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord schaapscheerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.