santé

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  santé    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɑnˈte/
Woordafbreking
  • san·té
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: gezondheid!’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • van Frans santé [2][3]

Tussenwerpsel

santé!

  1. op je gezondheid! (heilwens uitgesproken bij het samen nuttigen van sterke drank)
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord santé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  santé    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɑ̃.te/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  santé     la santé     [santés]]     les santés  

Zelfstandig naamwoord

santé v

  1. gezondheid (geen meervoud)
  2. toost
  3. (geschiedenis) plaats bij zeehaven waar passagiers uit besmette gebieden in quarantaine worden gehouden
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.