rubriceren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ru·bri·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse rubriquer (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rubriceren
rubriceerde
gerubriceerd
zwak -d volledig

Werkwoord

rubriceren overgankelijk [1] [2]

  1. iets of iemand in een rubriek, categorie of klasse onderbrengen of verdelen, groeperen, classificeren
  2. de beginletters (in middeleeuwse handschriften en drukken) aanbrengen (in rood 'ruber' = rood)
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rubriceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.