romancier
Nederlands
Woordafbreking
- ro·man·cier
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘romanschrijver’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse romancier [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | romancier | romanciers |
verkleinwoord | - | - |
Verwante begrippen
- romancière
Gangbaarheid
- Het woord romancier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'romancier' herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "romancier" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Wiktionnaire
- romancier op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.