rimpeling
Nederlands
Woordafbreking
- rim·pe·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rimpeling | rimpelingen |
verkleinwoord | rimpelingetje | rimpelingetjes |
Zelfstandig naamwoord
rimpeling v [1]
- een kortdurende of lichte golving of onregelmatigheid
- Niet dat het nog nodig was, nadat Stockholm begin deze maand de Nobelprijs veil had gehad voor de waarneming van de zwaartekrachtgolven. Maar mocht nog iemand aan het bestaan van die zwaartekrachtgolven hebben getwijfeld – minuscule rimpelingen in de ruimtetijd die door Einstein werden voorspeld, maar tijdens zijn leven nooit in de praktijk zijn waargenomen – dan is dit wel de ultieme bevestiging. [2]
- ,,De impact van het wegvallen van een ceo is de laatste jaren alleen maar groter geworden", aldus de onderzoekers. Als dit bij Büchner ook die kant op gaat, dan is de man zijn salaris ruimschoots waard geweest. Maar wat zag ik? Plus 0,3 procent op woensdag, min 0,5 procent op donderdag. Dat is NIKS!! Een rimpeling, meer niet. [3]
Gangbaarheid
- Het woord rimpeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rimpeling' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard DINSDAG 17 OKTOBER 2017
- Tubantia Sandra Phlippen 22-juli-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.