renoveren
Nederlands
Woordafbreking
- re·no·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vernieuwen’ voor het eerst aangetroffen in 1522 [1]
- afgeleid van het Franse rénover (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
renoveren |
renoveerde |
gerenoveerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
renoveren
- overgankelijk opknappen, repareren, vernieuwen
- Volgend jaar gaan zij beginnen dit huis te renoveren.
Vertalingen
1. opknappen, repareren, vernieuwen
Gangbaarheid
- Het woord renoveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'renoveren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.