relais
Nederlands
Woordafbreking
- re·lais
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenstation voor elektrische stroom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1853 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | relais | relais |
verkleinwoord | relaistje | relaistjes |
Zelfstandig naamwoord
relais o
- (elektrotechniek) toestel om met een zwakke stroom, een nieuwe, sterke stroomkring te openen of te sluiten, belangrijke component in de sterkstroomtechniek en vroeger ook in de schakeltechniek (digitale techniek)
- plaats waar men verse paarden kon krijgen
Afgeleide begrippen
- relaiszender
Gangbaarheid
- Het woord relais staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'relais' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.