rekest
Nederlands
Woordafbreking
- re·kest
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verzoekschrift’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1456 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rekest | rekesten |
verkleinwoord | rekestje | rekestjes |
Zelfstandig naamwoord
rekest o
- een verzoekschrift waarmee men zich tot de rechter of een bestuursorgaan kan wenden om een bepaalde voorziening te krijgen
- Hij stuurde direct een rekest op.
Uitdrukkingen en gezegden
Nul op het rekest krijgen.
- Een afwijzend antwoord krijgen.
Vertalingen
1. een verzoekschrift waarmee men zich tot de rechter of een bestuursorgaan kan wenden om een bepaalde voorziening te krijgen
Gangbaarheid
- Het woord rekest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rekest' herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.