reflecteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·flec·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘terugkaatsen’ voor het eerst aangetroffen in 1627 [1]
  • afgeleid van het Franse refléter (met het voorvoegsel re-) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
reflecteren
reflecteerde
gereflecteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

reflecteren

  1. overgankelijk (optica) licht of andere golven weerkaatsen
    • Het stille oppervlak van het meertje reflecteerde het beeld van de bergen eromheen. 
  1. overgankelijk overdrachtelijk een weerspiegeling van iets zijn
    • Die gebeurtenis reflecteert goed de grimmige verhoudingen van destijds. 
  1. inergatief ~ over de gedachten ergens goed over laten gaan al of niet hardop
    • De student is bereid eigen ervaringen in te brengen en kan daarover reflecteren. 
    • De begrippen ‘normaliserende macht’, ‘strategieën en tactieken’ en ‘logica’s’ kunnen gebruikt worden als denkgereedschappen, waarmee [over] het werk met marginale groepen gereflecteerd kan worden. [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord reflecteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.