reflecteren
Nederlands
Woordafbreking
- re·flec·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘terugkaatsen’ voor het eerst aangetroffen in 1627 [1]
- afgeleid van het Franse refléter (met het voorvoegsel re-) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
reflecteren |
reflecteerde |
gereflecteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
reflecteren
- overgankelijk (optica) licht of andere golven weerkaatsen
- Het stille oppervlak van het meertje reflecteerde het beeld van de bergen eromheen.
- overgankelijk overdrachtelijk een weerspiegeling van iets zijn
- Die gebeurtenis reflecteert goed de grimmige verhoudingen van destijds.
- inergatief ~ over de gedachten ergens goed over laten gaan al of niet hardop
- De student is bereid eigen ervaringen in te brengen en kan daarover reflecteren.
- De begrippen ‘normaliserende macht’, ‘strategieën en tactieken’ en ‘logica’s’ kunnen gebruikt worden als denkgereedschappen, waarmee [over] het werk met marginale groepen gereflecteerd kan worden. [4]
Vertalingen
1. een beeld weerkaatsen
Gangbaarheid
- Het woord reflecteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reflecteren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "reflecteren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Wiktionnaire
- reflecteren op website: Etymologiebank.nl
- Rothfusz, Jacqueline Potensia [2016] ISBN 978-90-367-9467-1 pagina 10
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.