recherche
Nederlands
Woordafbreking
- re·cher·che
Woordherkomst en -opbouw
- van het Frans [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | recherche | recherches |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
recherche v / m [2]
- een afdeling van de politie die als taak heeft misdrijven op te lossen
- de naspeuring van ongeoorloofde handelingen, het rechercheren
Hyponiemen
- bedrijfsrecherche, districtsrecherche, douanerecherche, rijksrecherche
Verwante begrippen
- [1] opsporingsdienst
- [2] onderzoeking, naspeuring, opsporing
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord recherche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'recherche' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Frans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rechercher |
recherche
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van rechercher
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van rechercher
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van rechercher
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.