recherche

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·cher·che
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord recherche recherches
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

recherche v / m [2]

  1. een afdeling van de politie die als taak heeft misdrijven op te lossen
  2. de naspeuring van ongeoorloofde handelingen, het rechercheren
Hyponiemen
  • bedrijfsrecherche, districtsrecherche, douanerecherche, rijksrecherche
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • recherche-adjudant
  • recherche-eenheid
  • recherchebijstandsteam
  • rechercheboot
  • recherchebureau
  • recherchecapaciteit
  • recherchechef
  • recherchedienst
  • recherchekamer
  • rechercheonderzoek
  • rechercheren
  • rechercheschool
  • rechercheteam
  • recherchevaartuig
  • recherchewerk
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord recherche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Werkwoord

vervoeging van
rechercher

recherche

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van rechercher
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van rechercher
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van rechercher
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.