recessie
Nederlands
Woordafbreking
- re·ces·sie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘economische teruggang’ voor het eerst aangetroffen in 1958 [1]
- afgeleid van het Franse récession [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | recessie | recessies |
verkleinwoord | recessietje | recessietjes |
Zelfstandig naamwoord
recessie v terugtrekking o.a. :
- Na het instorten van Wall Street in 2009 volgde er een zware recessie.
- (astronomie) het terugwijken van hemellichamen [4]
- Omdat door de wrijving als gevolg van de getijdenkrachten de rotatie van de aarde afneemt, neemt de afstand van de maan tot de aarde toe. Deze recessie werd voor het eerst waargenomen in 1695 door Edmond Halley
Hyponiemen
- wereldrecessie
Afgeleide begrippen
- recessieachtig, recessiebestendig, recessief, recessiegevoelig, recessiejaar, recessieverschijnsel, recessievrees
Gangbaarheid
- Het woord recessie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'recessie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "recessie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- recessie op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.