ranonkel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·non·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plant’ voor het eerst aangetroffen in 1773 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ranonkel ranonkels
verkleinwoord ranonkeltje ranonkeltjes

Zelfstandig naamwoord

ranonkel v / m [3]

  1. (plantkunde) Ranunculus geslacht van planten, vaak gekenmerkt door bloemen met vijf bloemblaadjes en voorkomend in vele variëteiten
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ranonkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
59 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.