rank
Nederlands
Woordafbreking
- rank
Zelfstandig naamwoord
- een gespecialiseerde stengel, blad of bladsteel voor ondersteuning en hechting
- Die rank zat echt om het hele hek heen gekruld.
Hyponiemen
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rank | ranker | rankst |
verbogen | ranke | rankere | rankste |
partitief | ranks | rankers | - |
Afgeleide begrippen
- rankpotig
Gangbaarheid
- Het woord rank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rank' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ranken |
rank
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ranken
- Ik rank.
- gebiedende wijs van ranken
- Rank!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ranken
- Rank je?
Verwijzingen
- "rank" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- rank op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- rank op website: Etymologiebank.nl
- rank op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.