raap
Nederlands
Woordafbreking
- raap
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plantensoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | raap | rapen |
verkleinwoord | raapje | raapjes |
Zelfstandig naamwoord
raap v/m
- gewas met een groot aantal variëteiten, waarvan keukenraap en meiraap als groente worden gegeten.
Uitdrukkingen en gezegden
- recht voor zijn raap
helder en duidelijk zonder omwegen
- Wat een verademing in de doorgaans fluisterende voetbalwereld: iets zeggen waar het op staat. Heracles-voorzitter Jan Smit deed dat afgelopen maandag. Gewoon recht voor de raap zei hij: geen idee of trainer Jan de Jonge zaterdag nog op de bank zit bij Heracles. Het is een beste kerel, maar hij krijgt de boel niet aan de praat. Klaar, iedereen begrijpt het, niemand hoeft te gissen of het gebeurt, hooguit wanneer het gebeurt. [2]
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rapen |
raap
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rapen
- Ik raap.
- gebiedende wijs van rapen
- Raap!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rapen
- Raap je?
Gangbaarheid
- Het woord raap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'raap' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.