prut
Nederlands
Woordafbreking
- prut
Zelfstandig naamwoord
- modder
- rotzooi
- (informeel) (kookkunst) gerecht waarin van alles door elkaar aanwezig is
- wat overblijft na het zetten van koffie -> koffieprut
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- prutlip
Uitdrukkingen en gezegden
- iemand uit de prut halen
iemand uit de problemen helpen
- Ik ben alleenmaar een Moeraspaard dat allerlei domme lui moet redden en uit de prut halen. [7]
Gangbaarheid
- Het woord prut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'prut' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "prut" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- prut op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 46
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.