productief
Nederlands
Woordafbreking
- pro·duc·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vruchtbaar, winstbrengend’ voor het eerst aangetroffen in 1862 [1]
- afgeleid van productie met het achtervoegsel -ief [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | productief | productiever | productiefst |
verbogen | productieve | productievere | productiefste |
partitief | productiefs | productievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
productief
- vruchten afwerpend, veel producerend
- Hij was een van de productiefste schrijvers.
Vertalingen
1. vruchten afwerpend
Gangbaarheid
- Het woord productief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'productief' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.