procurator
Nederlands
Woordafbreking
- pro·cu·ra·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘beheerder’ voor het eerst aangetroffen in 1392 [1]
- van het Latijnse curare [verzorgen] met het voorvoegsel pro- met het achtervoegsel -ator [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | procurator | procuratoren procurators |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
procurator m [3]
- (geschiedenis) provinciale administrateur van de oude Romeinse keizers
- administrateur van een klooster
- (geschiedenis) vertegenwoordiger van een kerkprovincie bij zaken met de Romeinse congregaties
Gangbaarheid
- Het woord procurator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'procurator' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.