preparaat
Nederlands
Woordafbreking
- pre·pa·raat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘door kunstbewerking bereide stof’ voor het eerst aangetroffen in 1808 [1]
- Naamwoord van handeling van prepareren (met het voorvoegsel pre-) en met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | preparaat | preparaten |
verkleinwoord | preparaatje | preparaatjes |
Zelfstandig naamwoord
preparaat o
- (wetenschap) bereiding van chemische stof, geneesmiddel etc.
- (biologie) deel van plantaardig of dierlijk weefsel gereed voor microscopisch-anatomisch onderzoek
Hyponiemen
|
|
|
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord preparaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'preparaat' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.