premie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·mie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘beloning’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1624 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord premie premies
verkleinwoord premietje premietjes

Zelfstandig naamwoord

premie v

  1. de betaling aan een verzekeringsmaatschappij als tegenprestatie voor het aanhouden van een verzekering
    • De premie was aan het begin van het jaar flink gestegen. 
  1. de geldbonus die betaald wordt als een misdadiger gevangen wordt
    • Er stond een flinke premie op het vinden van de kinderlokker. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord premie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
premiar

premie

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van premiar
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van premiar
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van premiar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.