porselein
Nederlands
Woordafbreking
- por·se·lein
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wit aardewerk’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | porselein | |
verkleinwoord | porseleintje | porseleintjes |
Zelfstandig naamwoord
porselein o [4]
- fijn, geglazuurd aardewerk
- Die beeldjes van porselein zijn zeer waardevol.
- voorwerpen van fijn, geglazuurd aardewerk
- Het porselein van de overleden grootouders zal bij verkoop veel opbrengen.
- (plantkunde) postelein [5]
Hyponiemen
- halfporselein, kraakporselein
Afgeleide begrippen
- porseleinaarde, porseleinhoen, porseleinig, porseleinkast, porseleinwerk, porseleinwinkel, porseleinzwam
Vertalingen
1. fijn, geglazuurd aardewerk
2. voorwerpen van fijn, geglazuurd aardewerk
Gangbaarheid
- Het woord porselein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'porselein' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "porselein" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- porselein op website: Etymologiebank.nl
- porselein op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.