pon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pon    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pon
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘nachtkleed’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pon ponnen
verkleinwoord ponnetje ponnetjes

Zelfstandig naamwoord

pon m [3]

  1. gewaad om ´s nachts in bed te dragen, nachtjapon
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord pon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
poner

pon

  1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van poner
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.