polka
Nederlands
Woordafbreking
- pol·ka
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘dans’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1846 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | polka | polka's |
verkleinwoord | polkaatje | polkaatjes |
Zelfstandig naamwoord
polka v/m
- (dans) Boheemse volksdans
- De meisjes en jongens dansten vol overgave de polka.
Gangbaarheid
- Het woord polka staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'polka' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.