poel
Nederlands
Woordafbreking
- poel
Zelfstandig naamwoord
poel m
- een vrij klein stilstaand water
- Er zit in die poel niet zo veel vis.
Hyponiemen
- aalpoel, adderpoel, genenpoel, hellepoel, jammerpoel, paddenpoel, waterpoel
Afgeleide begrippen
- poelkikker, poelruit, poelruiter, poelslak, poelsnip
Gangbaarheid
- Het woord poel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'poel' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.