plugger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plugĀ·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van pluggen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord plugger pluggers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

plugger m

  1. (beroep) (media) iemand die platen en/of artiesten plugt
Hyponiemen
  • platenplugger

Gangbaarheid

  • Het woord plugger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Noors

Woordafbreking
  • plugĀ·ger
Naar frequentie 32356

Zelfstandig naamwoord

plugger, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van plugg
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.