pleuren
Nederlands
Woordafbreking
- pleu·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘smijten’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- wellicht van Middelnederlands pluderen "kletsen" en "herrie maken" door samentrekking [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pleuren |
pleurde |
gepleurd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
pleuren
- overgankelijk (informeel) smijten, met kracht maar weinig zorgzaam plaatsen
- Hij stormde opgewonden mijn kamer in en pleurde zijn jas op een stoel.
- Als je in de club lastig doet, pleuren de portiers je zo op straat.
Synoniemen
tiefen, flikkeren
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- bakkie pleur
kopje koffie
Gangbaarheid
- Het woord pleuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pleuren' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.