plannen

Nederlands

Uitspraak

(heteroniem)

  • werkwoord:
  • zelfstandig naamwoord:
Woordafbreking
  • plan·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
plannen
plande
gepland
zwak -d volledig

Werkwoord

plannen

  1. overgankelijk een tijdstip afspreken om iets te doen
    • Kunnen we een afspraak plannen om de verhuizing door te nemen? 
  1. overgankelijk het maken van een plan
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

plannen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord plan
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord plannen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.