plaatsbewijs
Nederlands
Woordafbreking
- plaats·be·wijs
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van plaats en bewijs
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plaatsbewijs | plaatsbewijzen |
verkleinwoord | plaatsbewijsje | plaatsbewijsjes |
Zelfstandig naamwoord
plaatsbewijs o
- Een bewijs vroeger meestal een kaartje vaak ook een ov-chipkaart dat men recht heeft op een (zit)plaats.
- In tien wedstrijden werd niet voldoende gewonnen om een plaatsbewijs voor het wereldtoernooi te bemachtigen.
Gangbaarheid
- Het woord plaatsbewijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'plaatsbewijs' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.