pitabrood

Nederlands

pitabroodje met vulling
Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·ta·brood
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pitabrood pitabroden
verkleinwoord pitabroodje pitabroodjes

Zelfstandig naamwoord

pitabrood o

  1. (voeding) een rond, platbroodje, oorspronkelijk uit het Midden-Oosten, als je het insnijdt ontstaat er een zakje dat je kunt vullen met vlees, saus en groenten
    • In Israël komen vaak veel verschillende gerechten tegelijk op tafel waar iedereen dan van eet, zoals verse salades, hummus (kikkererwtenpuree), falafel (balletjes van gestampte kikkererwten), favabonen, gepekelde groenten, labaneh (yoghurtkaas) en tahin (pasta van sesamzaad). Daarbij wordt meestal pitabrood gegeten. [1] 
    • Ma belt. Of ze later vanmiddag kan langskomen en nog wat moet meebrengen. In het gesprek gaan de zinnen om en om in het Turks en in het Nederlands. Lunchen doet ze in de oude stad. In het restaurantje Öz Urfa: een herderssalade, vers pitabrood dat zo warm is dat ze er bijna haar vingers aan brandt, en haar favoriete iskender kebab met tomatensaus op stukjes brood met pepers en yoghurt. En een tulpvormig glaasje met sterke Turkse thee. [2] 
Synoniemen
  • shoarmabrodje
Hyperoniemen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord pitabrood staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. de Standaard 12 JUNI 2010 BRUNO VANSPAUWEN
  2. Tubantia Marc Guillet 10-januari-2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.