pint
Nederlands
Woordafbreking
- pint
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘vochtmaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1260 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pint | pinten |
verkleinwoord | pintje | pintjes |
Zelfstandig naamwoord
pint v/m
- Engelse en Amerikaanse inhoudsmaat van bijna een halve liter
- een bierglas van 25 cl
- overdrachtelijk een glas bier van welk formaat ook
- Gaan we vanavond stappen en een paar pintjes pakken?
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pinnen |
pint
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pinnen
- Jij pint.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pinnen
- Hij pint.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van pinnen
- Pint!
Gangbaarheid
- Het woord pint staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pint' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Bretons
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.