piekdag

• Geluid:  piekdag    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈpiɡdɑx /

• piek·dag

• samenstelling van  piek zn  en  dag zn 

piekdag m

1. een hele drukke dag

1. • Het ongeluk vond plaats op een van de belangrijkste nationale feestdagen van Malta: Maria Tenhemelopneming. Op deze katholieke feestdag wordt herdacht dat Maria na haar dood met ziel en lichaam in de hemel werd opgenomen door God. "Het is dé piekdag van de zomer", zegt de plaatselijke journalist. [1] 

1. • Tijdens de afgelopen meivakantie werd meermaals duidelijk dat Schiphol de topdrukte niet goed kon verwerken. Lange wachttijden voor passagiers zouden KLM "ettelijke miljoenen" hebben gekost. De luchtvaartmaatschappij eiste concrete oplossingen van Schiphol om te voorkomen dat de veiligheidscontroles tijdens piekdagen in de zomervakantie opnieuw dichtslibben. [2] 

1. • De melding van het illegale hotel kwam binnen via de nieuwe hotline Zoeklicht Direct, die in het paasweekeinde openging. Dit meldpunt is een uitbreiding van de al bestaande hotline, die alleen bereikbaar was tijdens toeristische piekdagen. [3] 

• topdag

• Het woord piekdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'piekdag' herkend door: