penoze
Nederlands
Woordafbreking
- pe·no·ze
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘Bargoens: misdadigersvak, de onderwereld’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
- via Bargoens van Jiddisch פּרנסה (parnóse) en Hebreeuws פַּרְנָסָה (parnasa) "levensonderhoud, broodwinning" [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | penoze | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
penoze v/m
- (Jiddisch-Hebreeuws) onderwereld, onderling vertrouwelijke "collega's", crimineel circuit
- (Jiddisch-Hebreeuws) prostitutie
Gangbaarheid
- Het woord penoze staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'penoze' herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen. |
- In dit onderzoek werd de niet-officiële spelling 'penose' herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "penoze" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- penoze op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.