pechdag
Nederlands
Woordafbreking
- pech·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van pech zn en dag zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pechdag | pechdagen |
verkleinwoord | pechdagje | pechdagjes |
Zelfstandig naamwoord
pechdag m
- een dag dat alles tegen zit
- Het is een ongekende pechdag voor honderden Nederlandse vakantiegangers onderweg naar de Dominicaanse Republiek. Door een blikseminslag in hun vliegtuig en een aanrijding van het vervangende toestel vertraagt hun vlucht met dagen.[1]
- Voor Annemiek van Vleuten is 7 augustus een serieuze pechdag. In 2015 én 2016 belandde de wielrenster op deze dag in het ziekenhuis.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'pechdag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pechdag' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf E. Gabeler 23 november 2016 Dramareis door driedubbele pech
- de Telegraaf 08 aug. 2016 7 Augustus pechdag voor Van Vleuten
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.