pausdom
Nederlands
Woordafbreking
- paus·dom
Zelfstandig naamwoord
pausdom o [1]
- alles wat met de paus en de leiding van de rooms-katholieke kerk te maken heeft; het gezag van de paus
- De paus ontving eerder de ring, die het pausdom symboliseert, en het wollen pallium (een soort stola). Het pallium verwezenlijkt zijn rol als herder van de 1,2 miljard zielen tellende katholieke kudde. [2]
- De toestand van Benedictus roept vragen op over de toekomst van het pausdom. De paus heeft immers ooit zelf gezegd dat een paus moet afreden als hij het werk niet meer kan doen. Het is een paus ook toegestaan om af te treden. Maar slechts een handvol heeft dit gedaan. De laatste was paus Gregorius XII in 1415. [3]
- 'The Vatican' speelt zich af in het heden en zal het verhaal van de interne politiek en machtsstrijd binnen de katholieke kerk vertellen. Net als paus Benedictus XVI is Sixtus VI van Duitse afkomst. Volgens de producenten is het personage 'een bescheiden en introspectieve conciërge van de kerk, die met zijn eigen erfenis worstelt en hoe de geschiedenis zal oordelen over zijn pausdom'. [4]
Gangbaarheid
- Het woord pausdom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pausdom' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 19-03-13 Paus: 'Haat, afgunst en trots verontreinigen ons leven'
- Tubantia 17-12-11 Paus begint zwak en oververmoeid aan drukke kerstweken
- Tubantia 18-03-13 Hitler-acteur Bruno Ganz speelt paus in tv-reeks
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.