pauk
Nederlands
Woordafbreking
- pauk
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘slaginstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1717 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pauk | pauken |
verkleinwoord | paukje | paukjes |
Zelfstandig naamwoord
pauk v/m
- (muziekinstrument) een grote verstembare keteltrommel zoals gebruikt in een orkest
- De pauken zijn belangrijke instrumenten bij vele symfonische stukken.
Vertalingen
1. een grote verstembare keteltrommel zoals gebruikt in een orkest
Gangbaarheid
- Het woord pauk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pauk' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.