patronaat

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·tro·naat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord patronaat patronaten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

patronaat o [1]

  1. baas of beschermheer zijn
  2. de stand (het geheel) van de werkgevers
    • De kerk, de universiteit, de gevestigde cultuurhuizen, het ‘patronaat’, de zuil ... geen enkel machtscenakel was veilig voor de sloophamer. De burger eiste het recht op persoonlijke keuzes, op individuele autonomie op. Met succes, getuige het lange haar, de korte rokken, de ongebonden seks, de leegloop van de kerken. [2] 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • patronaatschap, patronaatsgebouw, patronaatsrecht
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord patronaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard MAANDAG 24 JULI 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.