paswerk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paswerk
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

paswerk o

  1. het iets zo bewerken dat het precies geschikt is voor het doel waarvoor men het wil gebruiken
    • De grote haard blijft ook na de restauratie van de Schranshoeve een blikvanger. 'Een beschermd gebouw restaureren en toch instapklaar maken voor een nieuwe bestemming blijft een evenwichtsoefening', zegt Ludo Adriaenssen. 'Het inpassen van de restaurantkeuken vergde heel wat besprekingen en paswerk. We gaan ook voor een deels open keuken, zodat de klanten kunnen zien wat er gebeurt. [1] 
    • Er komt heel wat denk- en paswerk bij kijken, maar het binnenshuis verhuizen vinden we, zeker voor de bewoners, een veel betere oplossing dan het plaatsen van containers om ze voorlopig onderdak te bieden. [2] 
    • Twee maanden voor de start van de play-offs lijkt de Spaanse coach opnieuw paswerk te moeten verrichten. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord paswerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. De Standaard 26 APRIL 2007 Haard blijft blikvanger
  2. De Standaard 15 MAART 2008 OM 00:00 UUR | Ingrid Castelein Eerste steen voor nieuwe vleugel
  3. De Standaard 28 JANUARI 2013 OM 03:00 UUR | Koen Van Uytvange Alleen maar verliezers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.