pashouder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pashouder pashouders
verkleinwoord pashoudertje pashoudertjes

Zelfstandig naamwoord

pashouder m [1]

  1. bezitter van een pas of pasje
Verwante begrippen
  • mannelijke vorm van pashoudster

Gangbaarheid

  • Het woord pashouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.