participant
Nederlands
Woordafbreking
- par·ti·ci·pant
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van participeren met het achtervoegsel -ant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | participant | participanten |
verkleinwoord | - | - |
Vertalingen
1. iemand die deelneemt aan een activiteit
Gangbaarheid
- Het woord participant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'participant' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Engels
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / pɑːˈtɪsɪpənt /
Woordafbreking
- par·tic·i·pant
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Latijnse woord participans, het onvoltooid deelwoord van het Latijnse werkwoord participare
- Engels zelfstandig naamwoord met het achtervoegsel -ant
enkelvoud | meervoud |
---|---|
participant | participants |
Zelfstandig naamwoord
participant
- «A woman died after she was run over by a bus carrying participants of a festival, authorities said.»
- Een vrouw overleed nadat ze werd overreden door een bus met deelnemers van een festival, aldus autoriteiten.
- «A woman died after she was run over by a bus carrying participants of a festival, authorities said.»
Synoniemen
- attendant
- discussant
- contestant
- partaker
- player
Antoniemen
- (VK) non-participant
- (VS) nonparticipant
Afgeleide begrippen
|
|
|
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.