papieren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  papieren    (hulp, bestand)
  • IPA: /paˈpirə(n)/
Woordafbreking
  • pa·pie·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • [zelfstandig naamwoord] papier met de uitgang -en
  • [bijvoeglijk naamwoord, werkwoord] afgeleid van papier met het achtervoegsel -en [1]

Zelfstandig naamwoord

papieren mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord papier
Hyponiemen
  • autopapieren, boordpapieren, douanepapieren, eigendomspapieren, scheepspapieren, uitreispapieren, verblijfspapieren, zaakpapieren
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen papieren

Bijvoeglijk naamwoord

papieren

  1. van papier vervaardigd
    • Ze dronken thee uit een papieren kopje. 
Hyponiemen
  • bordpapieren
Uitdrukkingen en gezegden
  • een papieren tijger.
iets dat er dreigend en gevaarlijk uitziet, maar gemakkelijk uit de weg te ruimen is
  • Goede papieren hebben
de goede eigenschappen hebben (voor een baan)
  • In de papieren lopen
Veel geld kosten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
papieren
papierde
gepapierd
zwak -d volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

papieren

  1. overgankelijk met papier bekleden, in papier verpakken
    • We hebben dus vaak mensen gevraagd om te komen wagenbouwen en dat hielp. Vooral omdat het natijd zo gezellig was, denken wij, was de opkomst het hele jaar door bijzonder hoog. Hierdoor is het ons gelukt om de wagen in een aantal weken te lassen, te papieren, te schilderen en het laatste weekend vol te maken met bloemen. [2]
    1. overgankelijk van ruwhouten veilingkistjes voor groente en fruit
      • Ze papierde tomatenkistjes en raapte aardappelen van het land en ging achter op de kar mee naar de veiling. [3]
      • Ik was 8 jaar, toen stond ik al bakkies te papieren bij mijn vader in de schuur. [4]
    1. overgankelijk (spreektaal) van wanden[5]
      • Ik heb trouwens deze week niet echt veel tijd om op msn te komen ben papier aan het aftrekken in de keuken en zou graag nog een beetje schilderen alvorens te papieren dus nogal veel werk. [6]
  1. onovergankelijk en overgankelijk, (spreektaal) (van een persoon) trillen, schudden
    • Doordat ik meer en meer dingen las, en ik meer en meer gelijkenissen zag begon zelfs mijn hart veel sneller te slaan, begonnen ik te trillen en volledig te papieren. [7]
    • Wil-je niet brave zijn, 'k ga-je papieren! [8]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord papieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.