paaskaars
Nederlands
![](../I/m/Paschal2008.jpg)
paaskaarsen
Woordafbreking
- paas·kaars
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van pasen zn en kaars zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paaskaars | paaskaarsen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
paaskaars v/m [1]
- (religie) in de paasnacht voor het eerst ontstoken kaars als symbool van het licht van de verrezen Christus
- De emotionele dienst eindigde met het plechtig naar buiten dragen van enkele liturgische voorwerpen, waaronder de doopschaal en de paaskaars. Daarna verhuisde het toegestroomde publiek en masse naar het bijgebouw Het Trefpunt om onder het genot van een kop koffie weer een beetje op adem te komen. [2]
- Volgde het onsteken van een kaars, waarmee Van Vilsteren de paaskaars aanstak, en daarna werd het electrisch licht in de kerk ontstoken. Daarmee was de Elisa echt de opvolger van Egbertus, Willibrord en Christoffel, in kerkgebouwen gesproken althans. [3]
- Om 20.15 uur neemt de pastoor het vuur van de paaskaars mee uit de kerk en gaat iedereen, onder begeleiding van het zangkoor en de poaskearls, in optocht naar de paasbult. [4]
Gangbaarheid
- Het woord paaskaars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'paaskaars' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 29-10-07 Emotioneel afscheid van de Hemstea
- Tubantia 08-09-08 Samen één in Elisa- kerk
- Tubantia Marthy Rothe 02-04-10 Overzicht paasvuren in de regio
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.