overwerken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·wer·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overwerken
werkte over
overgewerkt
zwak -t volledig

Werkwoord

overwerken [1]

  1. onovergankelijk meer of langer werken dan bepaald was
  2. overgankelijk zo bewerken dat het over iets uitsteekt
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overwerken
overwerkte
overwerkt
zwak -t volledig

overwérken

  1. wederkerend zich ~: zich afmatten, te veel werken en daardoor de gezondheid benadelen
Afgeleide begrippen
  • [1] overwerker, overwerkuur, overwerkvergunning
  • [2] overwerking

Zelfstandig naamwoord

overwerken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord overwerk

Gangbaarheid

  • Het woord overwerken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.