ovaal
![](../I/m/Korfboog_constructie_oval_construction_ovaal_3.jpg)
ovaal
Nederlands
Woordafbreking
- ovaal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘langwerpig rond’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1621 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ovaal | ovaler | ovaalst |
verbogen | ovale | ovalere | ovaalste |
partitief | ovaals | ovalers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ovaal
- in vorm gelijkend op een ei
- De werkkamer van de Amerikaanse president is ovaal.
- Er is geen wiskundige precieze definitie van een ovaal.
Zelfstandig naamwoord
ovaal o
- een figuur in de vorm van een ei
Gangbaarheid
- Het woord ovaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ovaal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.