opsluiting

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·slui·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opsluiting opsluitingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

opsluiting v [1]

  1. het opsluiten
  2. (bouwkunde) het vastzetten van een aantal verbonden delen van een bouwwerk, van bestrating
  3. afsluitende rand om bestratingen
  4. (techniek) keg of wig waarmee voorwerpen verbonden worden

Gangbaarheid

  • Het woord opsluiting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.