ontvoogding
Nederlands
Woordafbreking
- ont·voog·ding
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling ontvoogden met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ontvoogding | ontvoogdingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
ontvoogding v [1]
- het niet meer bestuurd worden door een ander, ook niet als die ander "het beste met je voor heeft"
- De afgelopen decennia was er sprake van een versnelde ontvoogding van jongeren. De verlaging van de meerderjarigheidsleeftijd van 21 naar 18 jaar is daar een duidelijk voorbeeld van. Voor 1970 moest je tot je dertigste jaar toestemming van je ouders hebben om een huwelijk te kunnen sluiten. Ook wat betreft medische behandelingen is de stem van de desbetreffende jongere zwaarder gaan wegen.[2]
- De politieke partijen overkwam hetzelfde. Het is aannemelijk dat men door breder en beter onderwijs en door de ontvoogding in de jaren ’60 en ’70 vond dat men de zuil of de partij niet meer nodig had.[3]
Afgeleide begrippen
- ontvoogdingsstrijd
Gangbaarheid
- Het woord ontvoogding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ontvoogding' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad Vrijheid van opvoeding dr. C. S. L. Janse 07-05-2016 Vrijheid van opvoeding
- NRC O.L.E. Jongemans 6 januari 2018 Hoe de leegte na ontzuiling te vullen?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.