onttuigen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·tui·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van tuig met het voorvoegsel ont- met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onttuigen
onttuigde
onttuigd
zwak -d volledig

Werkwoord

onttuigen

  1. overgankelijk een paard ontdoen van zijn tuig
    • Na samen het paard onttuigd en op stal gezet te hebben, stapten Jan en Dina naar binnen. 
  1. overgankelijk een schip ontdoen van zijn tuigage
    • Ons schip was al onttuigd en dus konden we voorlopig niet gaan varen. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'onttuigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
60 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.