ontschieten
Nederlands
Woordafbreking
- ont·schie·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontschieten |
ontschoot |
ontschoten |
klasse 2 | volledig |
Werkwoord
ontschieten [1]
- onovergankelijk uit het geheugen verdwijnen
- Het was hem zelfs ontschoten toen hij er met de Koning over had gesproken. [2]
- onovergankelijk door ondoordacht iets te zeggen, laten ontvallen
Gangbaarheid
- Het woord ontschieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ontschieten' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 116
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.