ontschieten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·schie·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontschieten
ontschoot
ontschoten
klasse 2 volledig

Werkwoord

ontschieten [1]

  1. onovergankelijk uit het geheugen verdwijnen
    • Het was hem zelfs ontschoten toen hij er met de Koning over had gesproken. [2] 
  1. onovergankelijk door ondoordacht iets te zeggen, laten ontvallen

Gangbaarheid

  • Het woord ontschieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 116
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.