ontschepen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·sche·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontschepen
ontscheepte
ontscheept
zwak -t volledig

Werkwoord

ontschepen [2]

  1. onovergankelijk aan land gaan (van personen)
  2. overgankelijk uit het schip laten, aan wal brengen (van goederen of personen)
Afgeleide begrippen
  • ontscheper, ontscheping
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ontschepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.