ontschepen
Nederlands
Woordafbreking
- ont·sche·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontschepen |
ontscheepte |
ontscheept |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
ontschepen [2]
- onovergankelijk aan land gaan (van personen)
- overgankelijk uit het schip laten, aan wal brengen (van goederen of personen)
Afgeleide begrippen
- ontscheper, ontscheping
Gangbaarheid
- Het woord ontschepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ontschepen' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.