ontruimen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
ontruimenontruimend
ontruimingontruimd
Uitspraak
  • Geluid:  ontruimen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɔntˈrœymə(n)/
Woordafbreking
  • ont·rui·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontruimen
ontruimde
ontruimd
zwak -d volledig

Werkwoord

ontruimen

  1. overgankelijk een gebouw of gebied voorgoed verlaten en leeg achterlaten
    • Deze woning moet volgende week ontruimd zijn. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ontruimen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.