ontgoocheling

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·goo·che·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘ontnuchtering’ voor het eerst aangetroffen in 1874 [1]
  • oorspronkelijk leenvertaling van Frans désillusion, nu op te vatten als naamwoord van handeling van ontgoochelen gevormd met het achtervoegsel -ing [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ontgoocheling ontgoochelingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

ontgoocheling v

  1. grote teleurstelling na een onverwachte tegenvaller
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord ontgoocheling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.