ontelbaar
Nederlands
Woordafbreking
- on·tel·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ontelbaar | ontelbaarder | ontelbaarst |
verbogen | ontelbare | ontelbaardere | ontelbaarste |
partitief | ontelbaars | ontelbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ontelbaar
- heel veel, zoveel dat het niet meer te tellen is
- De sportheld kreeg ontelbare eerbewijzen.
Afgeleide begrippen
- ontelbaarheid
Gangbaarheid
- Het woord ontelbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ontelbaar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.